(151) Tachtig Plagen

Vlissingen kende tussen 1875 en 1931 een zeer sterke groei van het aantal inwoners en daarmee van het aantal huizen in de stad. De belangrijkste motor hiervan was de scheepswerf De Schelde. Gedreven door bedrijfsbelang namen zij keer op keer het initiatief voor de totstandkoming van huizen, straten en complete wijken. Immers, arbeid was de belangrijkste kapitaalfactor en moest voor een groot deel van buiten de stad worden aangetrokken. In de eerste jaren kon worden volstaan met een handjevol ervaren werklieden uit Zuid-Holland, aangevuld met het nog in Vlissingen aanwezige arbeidspotentieel van de opgeheven marinewerf. Op het eind van de jaren 70 was dit niet meer genoeg en moest personeel worden geworven buiten de stad en de provincie. Pendelen was in die tijd uitgesloten vanwege de lange werktijden en de reistijden, dus de beste optie was verhuizing, inclusief eventuele gezinsleden. Omdat de ambtelijke wegen traag waren, zeker voor woningbouw, besloot de directie van de werf vanaf het begin zelf huizen te bouwen en te gaan verhuren. De eerste 13 woningen werden al in 1876 gebouwd, op het terrein van de werf, in de Walstraat achter de smederij. Twee jaar later volgden een tiental woningen tegen de muur van de Willem III-kazerne. 

In 1882 werden er maar liefst 91 arbeiderswoningen gebouwd aan het marinedok. Voor deze eerste nieuwe wijk in Vlissingen sinds 1613 moest een deel van de vestingwerken worden gesloopt. In de volksmond werd de wijk De Tachtig Plagen genoemd, een naam waarvan de herkomst niet duidelijk is. De huisjes bestonden uit één verdieping en een open zolder en werden in 1887 aangesloten op het toen splinternieuwe duinwaterleidingnet. De Tachtig Plagen groeide uit tot een echte volkswijk met grote gezinnen, waar veel armoede heerste, maar waar de inwoners een sterke onderlinge band hadden. Op de straten was het nooit echt stil, overdag door de massa’s spelende kinderen, ’s avonds door de volwassenen die met elkaar kletsten, feestten en dronken. Korte tijd later volgden nieuwe woningcomplexen aan de Cornelis Lampsinsstraat, de De Ruyterstraat en de Glacisstraat. In 1892 kon de gemeente het oostelijk deel van Het Eiland kopen, de landtong tussen de Westerschelde en de twee binnenhavens. Hierop werd grootschalig gebouwd: in 1902 woonden er meer dan 2.000 mensen, voornamelijk werknemers van de Spoorwegen en de S.M.Z. en van de Provinciale Stoombootdiensten, de marine en de havens. De mensen die er gingen wonen, waren dus vlak bij hun werk. Ook ’t Eiland groeide uit tot een hechte gemeenschap, met de kenmerken van een dorp: er waren winkels, cafés en ruimtes voor het bloeiende verenigingsleven.